Artikelen | Etherische kerk

Op het artikel De geheimen van onze zaterdagse Thema-dagen van Hans Stolp In het tijdschrift Verwachting 96 (september-november 2020) legt Hans Stolp ons uit hoe etherische energieën een ruimte (in dit geval de aula van het Farell College te Amersfoort) omhullen, hoe die de geestelijke sfeer van die ruimte kunnen veranderen en hoe daardoor een poort naar de geestelijke wereld ontstaat. Als reactie daarop stuurde ik twee fragmenten uit het vijfde hoofdstuk van mijn boek De etherwereld en haar krachten naar de redactie. Daarin wordt verder ingaan op de achtergrond van de etherische kerk.

In het vorige nummer van Verwachting schreef Hans Stolp een stukje over de verhuizing van de lezingenlocatie – al weer heel wat jaren geleden – naar het Farelcollege in Amersfoort. Daar moest een geheel nieuwe ethersfeer van spirituele ontvankelijkheid worden opgebouwd en Hans had daar met het geven van zijn eerste lezingen behoorlijk wat last van.

In het vijfde hoofdstuk van het boekje De Etherwereld en haar krachten (2014) wordt op de achtergrond van dit verschijnsel ingegaan. Hieronder treft u twee fragmenten uit het betreffende hoofdstuk aan.

“[…] De meeste gedachten zullen snel vervluchtigen en opgaan in de algemene astraliteit. Maar gedachten die steeds weer terugkomen of die door de mens als het ware worden gecultiveerd, zijn veel blijvender. Zo’n gedachte heeft veel meer levenspotentie en vormt zich tot een elementaal. De esoterie kent deze elementalen als larven en schimmen. Het zijn verzelfstandigde denkimpulsen met eigenleven op astraal niveau. Vandaar ook dat men ze aanduidt met de algemene naam “elementaal” in tegenstelling tot de reeds behandelde en voornamelijk op etherisch niveau opererende “elementaar”. Beide namen worden helaas onkundig vrijwel continue door elkaar gehaald, maar verschillen dus hemelsbreed. Het in de wereld brengen van elementalen kan bewust of onbewust geschieden. Maar is zo’n elementaal eenmaal zelfstandig actief op astraal niveau, dan zal hij er alles aan doen om zijn bestaan te verlengen. Bij alle mensen waar hij in aanraking mee komt zal zo’n elementaal trachten gedachten op te roepen die zijn eigen levenskracht versterken. De elementaal voedt zich met onzuivere gedachten en blijft daardoor in leven. De bekendste elementaal of larf is wel de begeerte-elementaal. Sinds de tweede helft van de negentiende eeuw, toen het materialisme steeds meer hoogtij ging vieren, maakt werkelijk een leger van begeerte-elementalen of larven een zegentocht door de westerse wereld. Waar ook maar een sprankje onbewuste begeerte aan de gedachte van een mens ontspruit, is de begeerte-larf aanwezig, zuigt het uit en vraagt om meer. Dit leger van begeerte-elementalen is een potentiële ontsporende factor in de huidige cultuurmensheid en daarom niet te onderschatten. En wanneer u nu weet dat bepaalde occulte genootschappen van dit principe op de hoogte zijn, dan kunt u zich de gevaren wel voorstellen. Heel bewust worden bepaalde gedachtestructuren de wereld ingezonden, met name naar die gebieden en personen waarvan de occult geschoolde weet dat die er ontvankelijk voor zijn. Daardoor krijgt de gecreëerde elementaal een toevloed van levensenergie en wordt steeds machtiger. Maar zijn macht is er een van uitzuiging en uitputting der mensheid en dus zeer destructief. Omdat de gedachten echter, zoals we hebben gezien, volledig los kunnen staan van het uiterlijke handelen, kunnen alleen enige heldere geesten zien wat voor doortrapte listen door deze occulte genootschappen worden uitgedacht. En wanneer u het begrip “occult genootschap” vervangt door “politieke stroming”, dan ziet u het gevaar een stuk dichter op u afkomen! Dat alles voor wat betreft de scheppende denkkrachten, die voor de mens dus het meest onzichtbaar zijn”.

“[…]In het gebied van het voelen nadert de mens de geschapen wezens al wat meer bewust, dromend zouden we kunnen zeggen. De mens ervaart het ook vooral groepsmatig, bijvoorbeeld in een kerk. Wanneer de mens een dienst bijwoont in een kerk, dan komt daarin een aantal dingen tezamen. Die kerk kan bijvoorbeeld al 700 jaar oud zijn. Dat betekent dat al zeven eeuwen mensen op die plek tezamen komen met een bepaalde intentie. Al zeven eeuwen brengen mensen in devote stemming mantrisch bepaalde gebeden naar de geestelijke wereld. Bovendien gebeurt dit ook in een tijdelijk ritme, want al sinds de zesde eeuw voor Christus kennen wij ons huidige weekritme. De zondag is dus al die tijd ook daadwerkelijk een zondag geweest. Dat ritme is al meer dan millennia lang niet aangetast. Zelfs toen men in 1582 de Gregoriaanse kalender invoerde en dat jaar de vierde oktober liet volgen door de vijftiende, bracht men geen wijziging aan in de dagvolgorde: de vierde oktober was een donderdag en de direct daarop aansluitende vijftiende oktober was een vrijdag.

De intentie waarmee de gelovigen al die eeuwen de kerk hebben bezocht, alsmede het ritme waarin dat gebeurde, steeds zich herhalend op bijvoorbeeld de zondag, zorgde ervoor dat er tevens een etherische kerk werd opgebouwd. De fysieke kerk werd door de gevoelsintenties van de mensen die haar bezochten belevendigd met een etherlichaam, met een levenslichaam. Steeds dat herhalende weekritme, zo kenmerkend voor het etherische, steeds de zich herhalende, mantrische opgezegde gebeden of gezongen teksten, steeds weer andere mensen die met gelijkaardige intenties het gewijde gebouw bezochten, dat alles schiep het levenslichaam van het fysieke gebouw. De kerk als gebouw kreeg er een etherlichaam door. En de verzameling van al die kerkelijke etherlichamen verspreid over een land of zelfs de wereld, kennen we als een hoog etherisch wezen: het is het wezen Ecclesia en het kan door iedere gevoelige kerkbezoeker worden ervaren, zij het vanwege de sterke ontkerkelijking vroeger meer dan tegenwoordig. De ervaring van dit kerkelijke wezen was bij sommige kunstenaars zo sterk, dat zij het soms als een tweede moeder Maria afbeeldden bij het kindje Jezus. Margarita Woloschin was als kunstenares zo’n gevoelige natuur, en in haar autobiografie Die Grüne Schlange omschrijft zij het aldus (vertaald in het Nederlands): “[…] het wezen van de kerk, dat niet enkel een materieel gebouw is, maar een onzichtbaar gebouw van zowel zielen in de hemel als op de aarde“. En verderop noemt zij ook het boek Gemeinsame Tat van Fjodr Fjodorow, dat een nog prachtiger beeld van dit alles ontvouwt (eveneens vertaald in het Nederlands): “Zijn idee was dat alle naar de waarheid strevende gedachten van de mensheid, elkaar aanvullend, het Corpus Christi Mysticum vormden, dat die gedachten een onzichtbare kerk bouwden“. Kan het mooier verwoord worden! En wanneer u dan bedenkt dat de oorspronkelijke bouwers van middeleeuwse kerken nog een onbewust gevoel hadden voor de plek waarop het gebouw moest komen te staan, dan kunt u wel aanvoelen dat de element- en natuurwezens in dit soort gebouwen in grote mate hun kracht kunnen ontplooien. De kerken werden namelijk veelal opgetrokken ter plaatse van zogenaamde Leylijnen, die we kunnen zien als knooppunten van het etherische net rond het levenslichaam van Moeder Aarde.

De mens kan zich dus sterken in zijn gevoel door zich te voeden met krachten die generaties voor hem in etherische vorm op een bepaalde plek hebben opgebouwd. Net zoals de larf zich voedt met astrale verontreiniging in de vorm van onzuivere gedachten, daardoor sterker wordt, zo kan de mens zich voeden met etherische krachten als hij, in de juiste stemming verkerend en het juiste ritme aanhoudend, bepaalde cultusplaatsen bezoekt of heiligenbeelden aanschouwt. Hij komt daarmee in een wisselwerking met de element- en natuurwezens. In feite doet mediteren hetzelfde, maar dan op persoonlijk niveau en zonder eventuele uiterlijke ankerpunten”.

Rob Gruben, ‘De etherische kerk’, behorende bij De Verwachting 96 (2020), p. 6-10.

Menu